woensdag 7 oktober 2009

Berlijnse rechters sterken directe democratie

Gisteren (6 oktober 2009) velde het Grondwettelijk Hof van de deelstaat Berlijn twee arresten met ingrijpende gevolgen voor de directe democratie. De rechters maken het de Berlijnse regering zo goed als onmogelijk om referenduminitiatieven vóór de totstandkoming van het referendum af te wijzen. Zelfs referenda met een grote impact op de begroting worden mogelijk.

Twee burgergroeperingen hadden bij het Hof geklaagd nadat de Berlijnse regering hun (twee) referenduminitiatieven na het behalen van de eerste drempel (20 000 handtekeningen) had afgewezen. Nu gaven de rechters de regering in beide gevallen ongelijk.

Het eerste geval betreft het zgn. Kita-initiatief, dat meer personeel en een betere opvang in de Berlijnse kinderdagverblijven beoogt. Het bracht maar liefst 58 270 geldige handtekeningen bij elkaar (bijna driemaal het quorum). De regering verwierp het initiatief met een verwijzing naar de ingrijpende gevolgen voor de begroting (afhankelijk van de bron: tussen 100 en 212 miljoen euro extra onkosten). De Berlijnse wet verbiedt namelijk referenda met sterke repercussies op de begrotingswet. In hun vonnis interpreteren de rechters deze clausule bijzonder restrictief: ze oordelen unaniem dat de budgetbeperking slechts geldt voor de lopende begroting en bijgevolg niet van toepassing is op toekomstige begrotingen.

De tweede klacht stamde van het initiatief 'Berliner Wassertisch' (BW), dat meer transparantie eist omtrent de gedeeltelijke privatisering van de Berlijnse waterhuishouding. Deze is sinds 1999 voor 49 % in handen van het concern Veolia-RWE, aan wie de Berlijnse overheid contractueel een winstgarantie beloofde. Sinds 2004 werd het Berlijnse drinkwater zowat 30 % duurder, volgens BW een rechtstreeks gevolg van de Teilprivatisierung. De contracten met Veolia-RWE bevatten geheime clausules. BW wil per referendum afdwingen dat alle bestaande en toekomstige contracten over de privatisering van de Wasserbetriebe openbaar gemaakt worden. Meer dan 36 000 burgers ondersteunden deze eis, maar de regering wees het referendum af met een verwijzing naar het grondwettelijk recht op Vertrauensschutz (volgens deze bron te vertalen als 'bescherming van het gerechtvaardigd vertrouwen') en het recht op geheimhouding bij privé-verdragen.

De rechters spraken zich niet ten gronde uit over de argumenten van de regering, wel oordeelden ze (alweer unaniem) dat de Berlijnse wet de regering niet het recht toekent om een referenduminitiatief vooraf aan hoger recht te toetsen. In hun motivering stellen de rechters dat de regering elk initiatief moet toelaten dat niet onmiskenbaar en ingrijpend in strijd is met de grondwet. Volkswetgeving die tegen de grondwet indruist moet achteraf door het parlement of het Hof gewijzigd worden, aldus de rechters.

Het Berlijnse parlement heeft nu vier maanden de tijd om een van beide of beide burgerinitiatieven in een wet te gieten. Doet het parlement dit niet, dan mogen de actiegroepen handtekeningen verzamelen om een bindend referendum af te dwingen. Het quorom ligt bij 170 000 handtekeningen.


bronnen:
- achtergrond en interviews: Berliner Morgenpost
- commentaar: Tagesspiegel, taz